Geschiedenis van Soya (1500 tot 1700) in de literatuur en een overzicht van de rajas

Eeuwenlang is er een intensieve bemoeienis geweest van eerst Portugezen en later Nederlanders met het eiland Ambon. Dat brengt met zich mee dat over Ambon in deze periode naar verhouding veel geschreven is. In verschillende boeken wordt de plaats Soya genoemd. Wanneer we kijken wat er over Soya is geschreven, dienen we rekening te houden met het feit dat de informatie wellicht 'gekleurd' is omdat de zaken vanuit westerse ogen werden bekeken. Ook doen de vermeldingen uit de periode van de Portugeze en Nederlandse overheersing onvoldoende recht aan de dominante positie van Soya in de regio in de periode voordat de westerlingen kwamen. (Mearns, 1999.)

Verder moet worden opgemerkt dat Soya is opgesplits in twee dorpen: Soya di Atas (boven, in het gebergte) is het op de oude woonplaats in het heuvelland achtergebleven deel van Soya, onder leiding van de patih. Soya di Bawah is het bij Kota Ambon gelegen deel van Soya dat onder leiding staat van de raja. Hieronder horen tevens Amatelo, Ahusu en Uritetu. De splitsing is waarschijnlijk tot stand gekomen tussen 1576, als het latere Kasteel Victoria door de Portugezen gesticht wordt en 1625, als de situatie rondom het Kasteel min of meer vaste vormen heeft aangenomen. (Knaap, 1987.)

Rumphius geeft een beschrijving van Soya aan het eind van de zeventiende eeuw. In zijn boek Ambonsche landbeschrijving maakt hij ook onderscheid tussen de beide dorpen. 'Oud Soija leijd een uir gaans in 't gebergte van 't casteel na 't Oosten, staande de huijsen meest op en tusschen de klippen, boven malkander als een tonneel hebbende in de midden een kleen smal heuveltje, moeijlik om op te klimmen, regt gelijk een natuirlijke reduijt.' Dit oudere Soya staat volgens de schrijver onder de patih genaamd Ussen, later onder Andries Tehi. Het dichter bij Ambon-stad gelegen jongere Soya bestaat uit 'negorijtjes die onder Soija sorteeren' en de bevolking er van 'woond met den radja beneden aan 't casteel...' Het staat eerst onder raja Thomas de Silva, later onder Bernhard de Silva. De bevolking telt 901 zielen, waarvan 261 mannen. Het dorp telt 83 'datijs' en is verdeelt in vier soa's: 1) Heriaim onder de raja, 2) Ririmassapait (de eerste twee soa's worden samen Eriaim genoemd), 3) Rihata en 4) de soa die onder de patih valt (de laatste twee worden samen Sopele genoemd).

Op de berg waarop Soya ligt ontspringen de meeste rivieren van Leitimor. Naburige gehuchten zijn Amantelo (dat de eerste negorij geweest zou zijn die de Portugezen vrijwillig om het christendom verzoekt), Ahussen en Uritetu.

Soya was in de zeventiende eeuw het derde christelijke dorp van Leitimor met een afvaardiging in de Landraad. De eerste twee dorpen zijn Nusaniwe en Kilang. Twee eeuwen later, als Ambon tijdelijk onder Engels bestuur komt, is het nog steeds zo dat Nusaniwe, Kilang en Soya de drie belangrijkste dorpen zijn. De raja's van deze dorpen hebben dan ook bepaalde voorrechten. Zo mogen ze door leden van de eigen familie worden opgevolgd, zij mogen zwaarden dragen, op hun kora-kora's hebben ze grote parasols en luifels, ze worden begeleid door bewakers van het fort als ze passeren en ze mogen gaan zitten in de aanwezigheid van de gouverneur. Tegenover deze rechten staan plichten waaraan de raja's zich hebben te houden. Deze plichten staan uitvoerig beschreven in instructies die dienen om het optreden van alle raja's, patih's en orangkaya's te regelen. Op het overtreden van deze regels staan straffen. Een van de zwaarste straffen voor een dorpshoofd is dat hem zijn macht wordt ontnomen en dat hij uit zijn regio wordt verbannen. (Heeres, 1908; Rumphius, Amb.Lb.)

Portugezen brengen het christendom in Soya
In 1512 zetten de Portugezen als eerste Europeanen op Ambon voet aan wal op de noord-westkant van Hitu. Tussen Hitu en de Portugezen verslechtert de aanvankelijk goede relatie snel. De Leitimorezen echter, die voortdurend oorlog met de islamitische Hituëzen hebben, zijn blij met de hulp van de Europeanen die zich ondertussen aan de zuidkant van Hitu, bij Rumahtiga gevestigd hebben. Omstreeks 1536 gaat de orangkaja van Hatiwi (ook Hatiwe of Hatiwé genoemd) - toen nog aan de zuidkust van Hitu gelegen - over op het christendom. In de jaren daarna volgen inwoners van Amantelo en Nusaniwe op Leitimor. In 1546 brengt de Baskische missionaris Franciscus Xaverius ('apostel van Indië') een bezoek aan een zevental christelijke dorpen op Ambon. Of Soya hier één van is, is niet bekend. We mogen wel aannemen dat de inwoners van Soya al in deze periode met de Portugezen kennis gemaakt hebben. (Jacobs, 1975; Wessels, 1926.)

Soya wordt door Rumphius (Ambonsche landbeschrijving, blz. 214) genoemd als één van de 31 plaatsen op Leitimor waar in 1561 christelijke scholen staan, nadat rond 1540 de kerstening op de Ambonse eilanden begonnen is met de bekering van Hatiwe. Met het overgaan tot het christendom hebben veel Ambonezen een Portugese naam aangenomen. Het is dus niet zo dat de Ambonezen met een Portugese naam van Portugezen afstammen. (Heeres, 1908; Knaap, 1987.)

Portugeze geschriften noemen Soya voor het eerst als een plaats waar de sago 'in grooten overvloed' voorhanden is. Het is rond 1571, als aan de bouw van een nieuw fort (volgens Wessels bij Nusaniwe) begonnen wordt en de aanwezigheid van levensmiddelen in de directe omgeving een voorwaarde is. (Wessels, 1926.)

Scheepskapitein Sancho de Vasconcelos speelt een belangrijke rol als de Portugezen rond 1572 van plan zijn om Ambon te verlaten. Hij gaat hier fel tegen in, en is desnoods bereid om met slechts dertig man achter te blijven om de christenen tegen de 'moren' te verdedigen. Uiteindelijk besluiten de Portugezen om te verhuizen van het hen inmiddels vijandige gezinde Hitu naar Leitimor aan de baai. De hoofden van de bevriende dorpen en onderhorige negorijen op Leitimor, waaronder ook Soya, bieden hulp aan bij de bouw van een fort. Ze zijn blij met de steun van de Portugezen tegen de islamitische Hituëzen. Zo wordt er in 1572 een tijdelijke sterkte opgericht die waarschijnlijk gelegen heeft tussen Galala en Hatiwi-kecil, aan de monding van de Wai Tua, tegenover het dorp Rumatiga. Dit was het tweede Portugeze fort. (Het eerste fort was in 1569 gebouwd aan de noordkust van Hitu, bij de plaatsen Hila en Kaitetu, dicht bij de plek waar de Nederlanders later ook hun eerste versterking bouwen, het zogeheten 'Kasteel van Verre'.)
Een derde fort wordt vervolgens nog datzelfde jaar gebouwd bij het vroegere Uritetu, gelegen bij Batumerah (door de Holllanders later Rodenberg genoemd), dichtbij de huidige stad Ambon. Dit gebied valt in die tijd, samen met de nabijgelegen dorpen Amantelo en Ahusen, onder de uli van Soya. (Jacobs, 1975.)
Wanneer deze houten versterking (door Wessels waarschijnlijk ten onrechte bij Nusaniwe gesitueerd) niet meer voldoet, en de Portugezen een stenen fort willen bouwen, komen enkele dorpshoofden in opstand. Zij zijn bang voor een blijvende Portugese overheersing zo dicht bij hun dorpen en ze beramen een aanslag op de Portugezen. De patih van Soya probeert zijn zwager die patih van Halong is, voor dit plan te winnen. Maar deze waarschuwt echter de Portugezen, zodat het plan niet wordt uitgevoerd. De Portugezen verdenken de patih van Nusaniwe, Ruy de Sousa, van het beramen van de aanslag en zetten hem gevangen. Hij weet te ontsnappen en doet uit wraak, samen met naburige dorpen, een verwoestende aanval op Halong. (Wessels, 1926.)

Ook Jacobs (1975) noemt het verzet van enkele dorpen tegen een nieuwe Portugese versterking. Behalve de vrees voor de groeiende macht van de Europeanen, zou ook de bedreiging door het invloedrijke Ternate, een reden kunnen zijn. Ondanks het feit dat de dorpen Nusaniwe, Kilang, Soya, Hutumuri, Puta en Halong vooraf toestemming hebben gegeven voor de bouw van het fort, beramen Ahusen, Soya en Puta een plan tegen de Portugese kapitein Vasconcelos.
Ondanks alles komt het stenen fort er toch, en wel op de plaats van de tegenwoordige stad Ambon. Het fort wordt in 1576 in gebruik genomen en veel mensen afkomstig van Hatiwi, Tawiri, Halong en andere dorpen verhuizen mee. Rond het kasteel worden huizen gebouwd waarmee een begin wordt gemaakt met de bouw van de stad Ambon. (Jacobs, 1975.)

Op 23 februari 1605 veroveren de Nederlanders, onder leiding van Steven van der Hagen, de Portugese posities op Ambon. De bewoners van de christelijke dorpen bij het fort voelen zich door het wegvallen van de steun van de Portugezen bedreigd. Ze vrezen dat de islamitische Hituëzen van de situatie gebruik gaan maken, en trekken zich in groten getale in het ontoegankelijke berglandschap terug. De nog aanwezige Portugezen bemiddelen tussen de Ambonese vluchtelingen en de Nederlanders. Er wordt overeengekomen dat de de gevluchte bewoners veilig naar hun huizen kunnen terug keren en de vrijheid van godsdienst wordt gegarandeerd. Eind februari komen de belangrijkste christelijke dorpshoofden bij Admiraal Van der Hagen aan boord. Onder hen 'twe Coningen, als van Quylan (Kilang) ende Soya', volgens het 'Cort Verhael van 't geene by den Admirael Steuen vander Haghen tot Ambonen met de Portugesen ende Jesuyten gehandelt is'. Ze geven zich over aan de protestantse Nederlanders en krijgen in ruil daarvoor bescherming en de vrijheid om hun (katholieke) godsdienst te mogen beoefenen. Het Portugese fort krijgt van de Hollanders de naam Kasteel Victoria. (Wessels, 1926.)

Samenvattend kunnen we vaststellen dat Ambon bijna honderd jaar, van 1512 tot 1605, deels door Portugezen is beheersd. In die periode zijn veel dorpen op Leitimor, waaronder ook Soya, geheel of gedeeltelijk tot het katholicisme overgegaan.

Soya in de Nederlandse tijd
In 1617 wordt de Grote Landraad opgericht. Hierin hebben veertien dorpshoofden zitting, waaronder de raja Soya, Eduard de Silva, ook geheten Latoe Consina. Zij worden dan orangkaya kamera genoemd (van kamerheer). De grote Landraad vergadert ongeveer eens in de twee weken. Er worden zaken besproken als herendiensten, de kruidnagelcultuur en justitiële aangelegenheden. De orangkaya's krijgen een vergoeding voor hun werk in de Landraad. Zo krijgen ze ondermeer 'mantelgeld', om goed gekleed op de vergadering te verschijnen. 'In beginsel hadden die dorpshoofden (...) zitting in de Landsraad, die een eigen kora-kora in de hongi commandeerden'. (Knaap, 1987; Rumphius, 1910.)

In augustus 1620 worden enkele kinderen van dorpshoofden naar Nederland gestuurd om te studeren en de taal te leren. Onder hen is Andrea de Silva, zoon van raja Soya. Zij keren in 1631 terug. (Rumphius, 1910.)

Gouverneur H. Speult geeft in 1625 delen van het terrein rondom Kasteel Victoria, en nabij gelgen 'valeijen', te leen aan inwoners van Soya en Nusaniwe. In 1683 zijn deze leenbrieven weer ingetrokken omdat de landerijen verlaten en verwilderd zijn. (Rumphius, 1910.)

In plaats van de overleden Latoe Consina wordt Laurenso de Silva in 1627 in de Landraad benoemd. Een jaar later gaat Don Lorenso, raja Soya, met 'den ouden Cap.Hitoe Tepil' en drie andere Leitimorse orangkaya's naar Batavia. In 1629 keert een deel van de groep terug. Onder hen is niet de raja van Soya. (?) (Rumphius, 1910, blz. 57, 65 en 68.)

In de periode 1633-1637 is er wat onenigheid omdat wegens een verbod op loslopende varkens en koeien in Ambon-stad, enkele koeien van de raja Soja waren doodgeschoten. (Knaap, 1987.)

In 1635 ontstaan er problemen tussen Soya en het gouvernement. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de predikant Jacobus Vertregt op eigen gezag is begonnen om in de negorijen van Leitimor de namen van alle mannen, vrouwen en kinderen te noteren. Naar zijn zeggen om de grootte van de scholen vast te kunnen stellen. Maar de Ambonezen vermoeden dat de telling bedoelt is om een inschatting te kunnen maken van de sterkte van een eventueel verzet. Het duurde niet lang of de Ambonezen 'maakten al hijmelijk haere packen en zacken en vlugteden ongemerkt naar 't gebergte, zonder dat het ijmant van de onse 't konde bemerken', aldus Rumphius. Het is dan inmiddels februari 1637. Ondertussen breekt de derde Ambonse oorlog uit en slechts een vijftiental orangkaya's waren bij de Hollanders gebleven. Onder hen was ook de broer van de raja van Soya, Jordaan de Silva. Het duurt tot februari 1637 voordat de gevluchte orangkaya's weer naar Kasteel Victoria komen om het geschil bij te leggen. Zij leggen uit wat hun er toe gebracht heeft om de bergen in te vluchten en ze presenteren daarnaast nog enkele klachten, die als volgt door Rumphius zijn vastgelegd:

'Poincten van beswaernisse door de Leijtimoreesen ingebragt.
1. Dat den Konink van Soija nevens andere orangkaijen op de Pas zijnde door den Gouverneur Jochum Roelofsz. seer smadelijk en schandelijk van de Tafel gejaagt was.
2. Over 't vast sluijten van de orangkaijen van Waij en Baguala.
3. Dat ook diergelijke actie aan Laurens Marcus hooft van Hative door Artus Gijsels op 't Eijland Kelang getoont was.
4. Dat het gestadig pangaeijen bij dag en Nagt hun lastig viel.
5. Dat alsse de Corcorren afsetten, eenige scheppers manqueeren, als dan door de Nederlandsche officiers met den bloten degen overboord gejaagt wierden om die te roepen.
6. Datse niets goeds konden vinden in het opschrijven des volks aller Negorijen, zoo wel vrouwen kinders als mannen.
7. Dat geconstringeert wierden tot de predicatie te gaan, schoon iets nodig te doen hadden ofte niet.
8. Dat wanneer haere Nagelen quaemen leveren aan 't Casteel, hun door het wegen en quader practique onser Cooplieden, een groot deel te kort gedaen wierd.
Op het een en 't ander heeft haer den Generaal na behoren satisfactie gedaen en pardon van haere begaenefouten gegeven met harde en ernstige vermaeninge datse hun van zulke ontrouwigheit voortaan wagten mosten of het soude zoo ligt niet afloopen (...)'
(Rumphius: Amb. hist., blz. 125-136.)

Later dat jaar komen de orangkaya's van Leitimor nogmaals op het Kasteel bijeen en dienen opnieuw een 'request' in bestaande uit zeven punten. In reactie daarop krijgen ze 'een scherpe schrobberinge nemende den generaal dit haar schrift op als ofse d'Comp. wilden wetten voorschrijven'. Toch worden de Ambonezen op een aantal punten tegemoet gekomen. Zo wordt het schelden door officieren van de VOC op de kora-kora's verboden en krijgen ze de toezegging dat klachten over bedrog door kooplieden bij de handel in kruidnagelen serieus afgehandeld worden. (Rumphius, 1910, blz. 146-148.)

Eind 1638 wijst een door de bevolking van Soya ingehuurde tovenaar de 'Pattij van Zoija' aan als oorzaak voor de ernstige ziekte van de raja van Soya, Lourenso de Silva. Zowel de patih als de wichelaar worden vastgezet, de eerste om hem te beschermen tegen de bevolking. Op 24 december 1638 overlijdt 'vele peijnen uijtgestaan hebbende' de raja van Soya. Zijn broer Thomas de Silva volgt hem op. (Rumphius,1910, blz. 168.)
Het is niet duidelijk of hier sprake is van een al langer bestaand conflict tussen de raja van Soja di Bawah en de patih van Soya di Atas.

Op 19 februari 1650 is er een samenkomst van een grote menigte bij het Kasteel. O.a. de raja Soya in een commissie. (Het is niet duidelijk waar dit precies over gaat.) (Rumphius, 1910, blz. 287.)

Over het contact tussen het bestuur van de VOC en de dorpshoofden schrijft Knaap dat vanaf 1662 de dorpshoofden regelmatig werden uitgenodigd voor een zogeheten 'orangkayafeest', waarbij zeer uitgebreid werd gegeten. Daarnaast was er wat regelmatiger contact met de leden van de Grote Landraad. In 1666 gingen de gouverneur en de andere leden van de Ambonse regering naar een feest ter ere van de bruiloft van raja Soya en de dochter van orangkaya Latuhalat. (Knaap, 1987.)

De stad Ambon was gesticht op grondgebied van Soya. Niet Ambonese inwoners van Ambon-stad hielden zich bezig met kleinschalige landbouw in en rondom de stad. Met of zonder toestemming werd woeste grond van de Ambonezen ontgonnen. In 1667 klaagde raja Soya bij superintendent Speelman over diefstal en schending van aanplant van percelen van Soya's ingezetenen. (Knaap, 1987.)

Soya di Bawah is één van de dorpen die in de tweede helft van de zeventiende eeuw met een sterk groeiende bevolking te maken heeft. Als gevolg hiervan moet een deel van de inwoners uitwijken naar ander gebied om voedsel te verbouwen. Zo wordt voor de eigen voedselvoorziening helemaal gereisd naar onder andere de regio Hitu Tenggara. (Knaap, 1987.)

De bevolking van Soya is vanouds gewend om riviervisserij te bedrijven met het visdodende gif boreh. Omdat vrijwel alle riviertjes in het territorium van Soya bij Kota Ambon in zee stromen en de inwoners van deze stad hiervan voor hun drinkwatervoorziening afhankelijk zijn, verbiedt de VOC Soya deze vorm van visserij. (Knaap, 1987.)

In het district Victoria worden in 1679 de dorpen Kilang, Nusaniwe en Soya tot de grote kora-kora gerekend. Middelgroot waren Hatiwe, Halong en Latuhalat. (Knaap, 1987.)

De familie van de raja van Soya houdt in 1686 28 koebeesten die achter Kota Ambon worden geweid. (Knaap, 1987.)

'Geslagtregister der radjas op Soija'
'Den eersten Christen conink was Latu consina, bij de Portugeesen op Hunut gedoopt en genaamt Duarte de Silva', zo begint Rumphius (Ambonsche landbeschrijving) de geslachtsopvolging van de raja's van Soya. Duarte de Silva was de opvolger van captein Duarte de Meneses. Latu consina (hij heeft geleefd tot onder Herman Speult) had vijf zonen en een dochter. Van zijn nakomelingen weten we het een en ander. Alleen de zonen worden vermeld.

I) Latu consina ook genoemd Duarte de Silva.Opvolger van captein Duarte de Meneses.Vijf zonen en een dochter.
1) Bartholomeus Soerinacul. Hij is met de Portugezen naar Larentoeke vertrokken en aldaar gebleven.
2) Djoean Sibori, geen nakomelingen.
3) Laurenso Wanihutu.
3-1) Laurenso Consina, die trouwde met de zus van Mattuena, de oude raja van Hitu. Hieruit vier zonen en een dochter:
3-1-1) Andreas Pattijmara. Hij is in Holland geweest en vestigde zich later te Oma.
3-1-2) Pedro de Sijlva. Kwam aan de regering anno 1664 en regeerde acht jaar. Overleden zonder zonen.
3-1-3) Manuel Tucar. In 1672 zonder zonen overleden.
3-1-4) Barthomoleus de Sijlva. Hij is in de oorlog van Bantam gestorven.
4) Thomas de Silva. Regeerde tot zijn overlijden in 1664. Drie zonen en vijf dochters:
4-1) Eduard de Silva. Volgt Don Pedro op in 1672. Zes zonen en een dochter:
4-1-1) Joean Coulipa.
4-1-2) Isaac de Sijlva of Pattij Carras.
4-1-3) Cornelis de Sijlva.
4-1-4) Jacob de Sijlva.
4-1-5) Domingos de Sijlva.
4-1-6) Willem de Sijlva.
4-2) Willem Latuarij. Twee zonen en een dochter:
4-2-1) Salomon.
4-2-2) Paul de Silva.
4-3) Manuel Locorij. Hij en zijn twee oudere broers zijn in 1672 nog in leven. Drie zonen:
4-3-1) Hieronijmo bessi.
4-3-2) Joan de Sijlva.
4-3-3) Joris Haluet.
5) Jordaan de Sijlva oftewel Latu-huhol. Twee zonen en twee dochters.
5-1) Bartholomeus de Sijlva. Vier zonen:
5-1-1) Latoemoeli.
5-1-2) Bernhardus Pellecohan later Keijtsjili.
5-1-3) Cornelis.
5-1-4) Lowadijn.
5-2) Domingos Coepak of captein Laala.

In het jaar 1686 was Bernardus de Silva raja over Soya, blijkens een 'Beschrijving van zielen' van 'negorijen om en aan 't Casteel' (Algemeen Rijksarchief, inv.nr. VOC 7953), twee jaar later, in 1688 was dat Canulandus de Silva (AR, nr. 7954)

Als we de gegevens op een rijtje zetten krijgen we een overzicht van de opeenvolgende raja's van Soya in de tweede helft van de zeventiende eeuw.

• Captein Duarte de Meneses.
• Latu consina oftewel Duarte de Silva. Volgens Rumphius de eerste christelijke vorst van Soya.

• Lourenso de Silva.
• Thomas de Silva. Regeerde vanaf 24 december 1638 tot zijn overlijden in 1664.
• Pedro de Silva. Kwam aan de regering anno 1664 en regeerde acht jaar.
• Eduard de Silva. Volgt Don Pedro op in 1672.

• Bernardus de Silva was in 1686 raja.
• Canulandus de Silva was de raja in in 1688.

• In 1836 raja Juan da Silva.

Op een bepaald moment is de leiding overgegaan op de familie Rehatta.
• René Rehatta wordt genoemd als raja in 1986.
• Raja Ruben Rehatta volgt hem op.
• Johan Lodewijk Rehatta op 24 mei 2005 als raja gekozen door de overgrote meerderheid van Soya.
 


Geef uw opmerkingen naar aanleiding van dit overzicht door via de pagina Contact of ga naar de homepage www.pesulimahistory.com.